
|
Beheersing – Stops maken (easy all)
|
Oefen: |
Op een vast afgesproken plek (zie hieronder de tekeningen) wordt de haal voor een moment gestopt, terwijl de boot in balans ligt. Ook wel “easy all” genoemd. Stop 1 (direct na de uitzet) wordt gebruikt wanneer roeiers hun romp over de riem heen trekken. Met de moderne wegzet zijn de stops 2 (armen gestrekt) en 3 (armen gestrekt en ingebogen) komen te vervallen, deze hebben dan geen functie meer. Stop 4 (in het rustpunt: gestrekte armen, ingebogen en een beetje opgereden) komt daar voor in de plaats. Stop 5 voor de inpik is mogelijk, maar is erg lastig en wordt daarom relatief weinig gebruikt. |
Doel: |
Door te variëren in het stopmoment, de bewegingsvolgorde van de ploeg gelijk aan elkaar krijgen. |
Focus: |
Let op het gelijk bewegen van je eigen blad(en) met dat van de slag. Voel met je voeten het moment van rijden van de ploeg. |
Transfer: |
De stopjes hebben eigenlijk geen goede transfer naar een hele haal. Dat maakt ze minder effectief. |
Variaties: |
De stuur geeft geen “Go”, maar de slag bepaalt wanneer de ploeg weer gaat roeien. De stop wordt een lichte aarzeling. Meerdere stops worden inéén haal gecombineerd, de stop/stops worden eens per twee, drie of vijf halen gedaan.
De oefening Recover volgorde oefenen blijkt effectiever dan deze oefening en heeft daarom de voorkeur. |